Ontstaan van de Bijbel

Oude Testament

De meeste boeken van het Oude Testament zijn geschreven in het Hebreeuws. Deze boeken werden steeds met verrassende nauwkeurigheid overgeschreven. De Joden noemen het Oude Testament de ‘Tenach’ en verdelen deze in de wet, de profeten en de geschriften.

Het bijbelse Hebreeuws werd in het gewone leven in Israël gaandeweg verdrongen door het Aramees, waarin gedeelten van de boeken Daniël en Ezra geschreven zijn. Maar als religieuze ‘heilige’ taal bleef het Hebreeuws wel voortbestaan, met name door het gebruik van de Tenach in de grondtaal. Ook in veel gebeden en latere joodse religieuze geschriften (bijv. de Talmoed) vinden we Hebreeuws - zij het dan een variant op het ‘bijbels’ Hebreeuws.

De boekrollen werden goed bewaard in de synagogen. Deze ‘Joodse kerkgebouwen’ ontstonden na de tijd van de profeet Ezra (540 v. Chr.).

Canon

Welke boeken horen nu wel of niet bij de Tenach? Het vaststellen van boeken die door God zijn geïnspireerd, noemen we het aanvaarden van de canon. Let wel: het is beter te spreken van aanvaarding dan van vaststelling. Het is namelijk niet zo dat mensen de canon hebben vastgesteld. (Canon, dat is: maatstaf, richtsnoer).

Ten aanzien van het Oude Testament gebeurde dat rond het jaar 540 voor Christus in de tijd van de Schriftgeleerde Ezra.

Nieuwe Testament

De boeken van het Nieuwe Testament zijn in het Grieks geschreven. Ze zijn alle geschreven in de eerste eeuw na Christus.

Wat betreft het Nieuwe Testament werd de canon later aanvaard. Toen het christendom zich verbreidde, werden deze boeken steeds overgeschreven en circuleerden ze in de christelijke gemeenten. Al in de eerste eeuw was men het eens over de vraag welke boeken door God geïnspireerd waren. Bij de meeste boeken was dat geen vraag. De officiële aanvaarding door de kerk kwam veel later, bijvoorbeeld in de zogenoemde paasbrief van Athanasius (367) en het Concilie (=kerkelijke vergadering) van Hippo (393).